Kinderopvang is geen bewaakte stalling voor kindjes
‘Het is goed dat er eindelijk aandacht is voor de sector én dat er middelen vrij gemaakt worden. Maar laat ons niet vergeten dat die middelen lang niet volstaan om de kinderopvang weer op niveau te krijgen’, schrijft Bieke Verlinden (Vooruit) over de Vlaamse begroting.
Het moet gezegd: een ongezien bedrag stroomt binnenkort extra naar de kinderopvang. Goed voor een verlaging van de opvangratio en 5000 bijkomende plaatsen. Dat is fantastisch nieuws. Er wordt zo een eerste stap in de goede richting gezet voor een sector die jarenlang ondergefinancierd werd om voor elk kind goede opvang te kunnen bieden.
De uitdagingen van de kinderopvang zijn bekend. Er moeten meer plaatsen komen, minder kinderen per kinderbegeleider én de kwaliteit moet beter. Dat laatste valt niet te meten aan de buitengewone inspanningen die alle kinderbegeleiders vandaag leveren, maar aan de manier waarop de opvang georganiseerd is.
Dat er dus meer geld naar de kinderopvang komt, is een begin om die veel te hoge kindratio eindelijk weer te verlagen na de absurde verhoging naar 9 kindjes per begeleider in 2014. Door jarenlange onderinvesteringen is het vandaag moeilijk om die ratio in één keer weer algemeen en sterk te verlagen. Daarom wordt voorlopig enkel bij groepjes met baby’s tot 12 maanden de gewenste ratio van 1 op 5 ingevoerd, en voor oudere of gemengde groepen 1 op 7.
In de praktijk hebben de meeste kinderdagverblijven echter gemengde groepen, een baby gaat in zo’n werking over naar de peutergroep afhankelijk van zijn of haar ontwikkeling en nood aan stimulatie. Sommige kindjes kunnen wat vroeger lopen of spreken, andere wat later, dat is zelden stipt op 12 maanden. De meeste kinderdagverblijven werken dus met groepen waarin baby’s en peuters op bepaalde momenten in elkaars groep overgaan. De kindjes mengen en spelen onder elkaar.
Het strikte verschil in de kindratio op 12 maanden haalt dus algemene inzichten van kwaliteit onderuit. Deze maatregel raakt aan het pedagogisch project van een kinderdagverblijf en in het algemeen zal dus een verlaging van de ratio naar 7 in plaats van 5 kindjes per kinderbegeleider gelden. Er wordt helaas niet gekozen voor een algemene verlaging van de ratio voor élk kind. 1 op 7 is nog steeds véél te hoog. Zo’n keuze verbetert het perspectief van de kinderbegeleiders niet want in het algemeen zal de verlaging op de werkvloer amper te voelen zijn. Dat werkt erg demotiverend.
Logistieke medewerkers
Dat ook enkele andere maatregelen pleisters zijn op een houten been doet vermoeden dat sommige politici nog nooit met een kinderbegeleider hebben gesproken, laat staan al eens een voet in een kinderdagverblijf hebben gezet.
Neem nu de inzet van logistieke medewerkers in de opvang. Dat kinderdagverblijven extra logistieke medewerkers kunnen aanwerven voor koken, wassen en poetsen is een goede zaak. Zij nemen die taken uit handen van de kinderbegeleiders, zodat die zich kunnen wijden aan de zorg voor de kinderen. Maar als je in één adem zegt dat die logistieke medewerkers meegeteld mogen worden voor een betere kindratio, dan doet dat toch de wenkbrauwen fronsen.
Die kunstgreep voor een betere ratio haalt opnieuw het beroep van kinderbegeleider onderuit. Want voor kleine kinderen zorgen, dat vraagt bijzondere kwalificaties. Niet iedereen die van kinderen houdt, is daarom ook een goede kinderbegeleider. Net zoals niet iedereen die van leren houdt automatisch een goeie leerkracht is. Er komt heel wat pedagogische vorming en kennis kijken bij die jobs. Ouders en de hele sector vragen nu al zo lang om het beroep van kinderbegeleider op te waarderen. We geven al zo lang aan dat de opleidingen nog beter en grondiger moeten worden, dat er professionalisering nodig is. Maar we krijgen het tegenovergestelde. Want met deze maatregel zegt de Vlaamse overheid eigenlijk dat ze nog steeds niet overtuigd is dat onze baby’s en peuters opgeleid en gekwalificeerd personeel verdienen.
Pedagogische vorming
Geloof me: je hebt echt wel de juiste opleiding en kwalificaties nodig om voor baby’s en peuters te zorgen. Kinderopvang is geen bewaakte stalling voor kindjes. Kinderbegeleiders zijn pedagogische medewerkers. Ze moeten emotioneel en educatief beschikbaar zijn om kinderen te begeleiden, te helpen ontwikkelen, behoeften te herkennen, in interactie met hen te gaan, hun taalontwikkeling en hun motoriek te stimuleren. Die competenties niet erkennen, is het beroep van kinderbegeleider niet hoger waarderen. Integendeel: dat is kinderbegeleiders opnieuw het gevoel geven dat hun werk niet gezien en erkend wordt.
De vragen die zich opwerpen zijn dan ook pertinent: Hoe kan het dat logistieke medewerkers zonder pedagogische vorming kunnen meetellen voor het aantal kinderbegeleiders in de kinderopvang? Hoe rijmen we dat met de maandenlange en luide roep om meer professionalisering in de sector?
Kunstgrepen
Volgens Vlaams minister Hilde Crevits zou deze kunstgreep helpen om de kindratio snel te verlagen zodat kinderdagverblijven aanspraak kunnen maken op meer subsidies. Natuurlijk is het begrijpelijk dat de verlaging van de ratio om enkele overgangsmaatregelen vraagt. Maar deze maatregel dreigt een averechts effect te hebben. Het aantal kinderen per kinderbegeleider zal immers hetzelfde blijven, aangezien de logistieke medewerkers niet voor de kinderen kunnen en mogen zorgen. De werkdruk blijft dus gewoon even hoog, en de uitval zal blijven volgen.
Gaan de logistieke medewerkers in dat geval dan toch de taken van kinderbegeleiders moéten opvangen? En gaan we onze kinderen dan toevertrouwen aan personeel dat daar niet voor opgeleid is? Er zijn toch minimumvereisten waarop je mensen screent of waarvoor je hen opleidt? En willen we echt dat – alweer een nieuwe truc – stagiairs meetellen als volwaardige kinderbegeleider, terwijl zij zelf extra begeleiding en aandacht nodig hebben? Alweer een kunstgreep die de kwaliteit van werken en de professionaliteit van een kinderbegeleider ondermijnt.
Traag en effectief
De voorbije jaren kwam de visie op hoe we best met kinderen omgaan achterop. Een sector die zo vanuit een pedagogische en kwalitatieve visie werkte, werd plots gedwongen om meer als managers en bedrijven te gaan werken. Kindjes werden prestaties en inkomsten. Meer commercialisering en marktprincipes verziekten de sector. De toverwoorden waren goedkoper en efficiënter.
Voor eens en altijd: in een arbeidsintensieve sector kan het principe “meer met minder” gewoon niet werken. In de kinderopvang, de zorg, het onderwijs … leidt dat principe uiteindelijk alleen maar tot “minder voor meer”. We moeten stoppen en korte metten maken met die achterhaalde aanpak van onze dienstverlening, waar we “overal het maximum moeten uithalen”.
De kinderopvang vraagt niet om snel en efficiënt, maar om traag en effectief. Laten we dat nu eindelijk eens erkennen. Dat de beste manier van werken in dienstverlening niét draait om rendement, bezetting en prestaties. Meer dan ooit is gebleken dat die aanpak nefast is. Voor de sector, voor kinderbegeleiders én voor de allerkleinsten zelf.
Visie
Laat ons daarom opnieuw kiezen voor een menselijke aanpak met échte visie, ver weg van de holle excel-tabellen. Laat ons werken aan een beleid dat dienstverlening zoals ouderenzorg en kinderopvang de plek geeft in onze samenleving die het verdient, ver weg van het commerciële marktdenken. Zullen we voor eens en altijd afspreken dat we niet meer in die val trappen? Maar ook dat we vandaag stoppen met halfslachtige kunstgrepen die goed klinken, maar de sector eigenlijk ondermijnen?
Het is goed dat er eindelijk aandacht is voor de sector én dat er middelen vrij gemaakt worden. Maar laat ons niet vergeten dat die middelen lang niet volstaan om de kinderopvang weer op niveau te krijgen. We hebben nood aan een volgehouden inspanning om dat jarenlange falende beleid weer recht te trekken. En dat kan dus alleen met de juiste visie.