Hoe kunnen we tegelijk fan zijn van de vrije markt én verwachten dat de staat alles betaalt?
Deze opinie verscheen op De Morgen
Bieke Verlinden (sp.a) is schepen van Sociale Zaken, Werk en Studentenzaken in Leuven. Ze vraagt zich af hoe een samenleving die zo luid schreeuwt om overheidsondersteuning op 25 mei de verwachte ruk naar rechts kan maken.
De stijgende financiële druk vertroebelt meer en meer het besef dat we samen meer hebben dan alleen. De oplossing ligt niet in een algemene belastingverlaging, maar in een herziening van het belastingsysteem.
Vreemd toch, hoe we tegelijk hartstochtelijke fans van de vrije markt kunnen zijn én verwachten dat vadertje staat de rekeningen betaalt. De roep om meer overheid is de laatste weken niet uit de media weg te branden. Sla de krant er maar op na: we willen meer geld voor kinderopvang, onze schoolgebouwen hebben een opknapbeurt nodig, we krijgen de ziekenhuisinfrastructuur ternauwernood gefinancierd, de justitiepaleizen staan te verkrotten, er moeten meer fietspaden komen, een op de vijf studenten redt het niet zonder financiële hulp. De hele tijd gaat het om geld dat we vandaag niet uitgeven.
Met de opiniepeilingen in het achterhoofd is het duidelijk dat veel kiezers een onmogelijke spreidstand willen maken. Hoe kan een samenleving die zo luid schreeuwt om overheidsondersteuning op 25 mei de verwachte ruk naar rechts maken?
“De stijgende financiële druk vertroebelt meer en meer het besef dat we samen meer hebben dan alleen. De oplossing ligt niet in een algemene belastingsverlaging, maar in een herziening van het belastingsysteem”
Een evidente oorzaak van die ‘verrechtsing’ is de toenemende financiële druk. We voelen allemaal dat het leven (veel te) duur wordt. Dat is frustrerend. Daarom zoeken velen hun heil bij partijen die een lasten- en belastingverlaging beloven. Zo houden we maandelijks toch wat meer over, nietwaar? Jammer, maar helaas.
Reusachtige bedragen
Als die redenering zou kloppen, moeten we met dat beetje extra zelf opdraaien voor een heleboel dingen die we vanzelfsprekend vinden. Enkele voorbeelden: kunnen en willen we de echte prijs ophoesten van één kinderopvangplaats (11.000 euro per jaar), de onkosten voor één kind in de lagere school (15.000 euro per jaar)? Eén student (50.000 euro per jaar)? Eén enkele bevalling (5.000 euro)? Dat hoeft gelukkig niet, want we betalen met zijn allen een klein stukje van die reusachtige bedragen, vaak onder de vorm van een forfait.
We gaan ervan uit dat ons eigen aandeel overeenkomt met de werkelijke prijs. Wat we zelf betalen weegt intussen zo zwaar door op het gezinsbudget dat we het volledige plaatje niet meer zien: dat wordt achter onze rug via een herverdeling van de loonlasten en belastingen bijgepast. Niet iedereen heeft immers het geluk om zoveel geld te verdienen dat hij alles uit zijn eigen zak kan betalen.
Slechts een elite vaart dus wel bij een algemene lastenverlaging. Vaak gaat het zelfs om diegenen die elke band met de realiteit verloren hebben en zich nauwelijks bekreunen om het financieel geploeter van een gezin.
Toverwoord
Een andere reden voor de schizofrene houding van heel wat Vlamingen is de intrede van het populaire concept ‘efficiëntie’ in de politiek. Vooral de N-VA is niet bepaald terughoudend in het gebruik van dit trendy toverwoord. Steevast wordt het in een adem genoemd met ‘anders’, ‘beter’ en ‘sneller’ en wordt het stiekem een synoniem van ‘goedkoper’. Het resultaat? Het kiespubliek ziet door elke toename van de ‘efficiëntie’ meteen zijn bankrekening groeien.
“De échte rekening, het geld dat achter onze rug wordt bijgepast, zal aan iedereen persoonlijk worden gepresenteerd”
Maar is efficiënter nu echt altijd beter? Onbedoeld gaf de N-VA afgelopen week zelf het antwoord bij monde van haar Antwerpse schepen van kinderopvang Nabilla Ait Daoud: “Als de kinderverzorgsters minder ziek zouden zijn, dan zou er helemaal geen probleem meer zijn.” Hoeveel efficiënter zou kinderopvang zijn zonder verzorgsters die ziek of zwanger zijn of vakantie nemen? ‘Efficiëntie’ leidt hier regelrecht naar een koude, wantrouwige en harde vorm van samenleven. Willen we echt mee onze schouders zetten onder een overheid die liever haar geld besteedt aan een controlerende, strenge bovenbouw waarbij vertrouwen en gezond verstand moeten wijken voor een rondje ‘met de vinger wijzen’?
Dat ik als student elke week drie avonden en een zondagnamiddag in een café werkte om mijn levensonderhoud en studie te kunnen bekostigen, was niet altijd even prettig. Toch wist ik dat het grootste deel van mijn studies betaald werd door de samenleving. Dat besef gaf me vleugels. Wanneer ik mijn verhaal vandaag aan de gemiddelde student vertel, gelooft hij mij niet. Het zijn toch zijn ouders die het volledige inschrijvingsgeld betalen? Niet dus.
Het besef dat solidariteit er voor iedereen is, van notaris- tot arbeiderszoon, is vandaag ondergesneeuwd. Dat de overheid zo’n slordige 49.500 euro bijpast voor iedereen die hogere studies aanvat, weten weinigen. Die factuur wordt dan ook zelden gepresenteerd.
Harde realiteit
We verwachten dus almaar meer van de overheid, maar we willen er niet netto voor betalen. De harde realiteit van een stijgende financiële druk vertroebelt meer en meer het besef dat we samen meer hebben dan alleen.
De oplossing ligt niet in een algemene belastingverlaging, maar in een herziening van het belastingsysteem. Een ‘groot onderhoud’ is dringend noodzakelijk, want velen betalen te veel. Veel te veel. En anderen nog te weinig. De spelregels moeten opnieuw rechtvaardiger worden én op maat geknipt voor de gebruikers. We moeten weer de ademruimte krijgen om trots naar ons sociaal systeem te kijken. We moeten beseffen dat we samen rijker zijn.