De prijs voor het nieuwe Vlaanderen
Dit opiniestuk verscheen in Samenleving & Politiek
Vlaanderen, dat is kwaliteit en efficiëntie. Zo klinken althans de codewoorden van de strenge vooruitgangsvisie die men er vandaag vooropstelt. Als Vlamingen spannen we ons voortdurend in om de vereiste standaarden te halen en ervoor te zorgen dat alles zoveel mogelijk rendeert. Dat klinkt gedegen, maar in dat streven ontwaren we ook vaak een verstikkende kijk die nauwelijks perspectief biedt. En dat vertaalt zich steeds nadrukkelijker in de praktijk: hoe meer het nieuwe Vlaanderen vormt krijgt, des te meer doemen heel wat verontrustende tendensen op.
Een andere kijk
Een open kijk, dat is wat Vlaanderen vaak mist. Een blik die verder wil kijken, die een brede discussie op gang trekt en kritisch alle kanten van de samenleving observeert. Een kijk die het gekibbel en de waan van de dag overstijgt en op zoek gaat naar achterliggende motieven en overtuigingen. Een frisse en positieve kijk ook, één die nieuwe mogelijkheden ziet.
Is er bij ons in Vlaanderen nog ruimte voor een kijk die loskomt van het heersende marktdenken dat we vanzelfsprekend zijn gaan vinden? Onze economische visie lijkt wel een natuurwet waaraan we niet kunnen ontsnappen. Er is geen alternatief - TINA, weet u wel. Aandelenkoersen, concurrentievermogen, kredietratings, consumentenvertrouwen: het jargon van de neoliberale economie overheerst het nieuws. En al wie buiten die logica denkt en alternatieven aanbiedt wordt meteen als dom, naïef of populistisch in de hoek gezet.
Dat deze dominante manier van denken vooralsnog geen antwoord weet te bieden op de grote problemen van deze tijd, daar horen we heel wat minder over. Niet alleen maakt het de ecologische uitdagingen groter, ook op sociaaleconomisch vlak groeien we naar een problematisch onevenwicht.
Steeds meer mensen worden uitgesloten en het ‘wij tegen zij’-verhaal staat centraal. Het identiteitsdenken verscherpt en nationalistische gevoelens nemen toe. Het valt echt op hoezeer de competitie harder wordt, de taal ruwer en het denken radicaler.
Hardwerkende Vlamingen
Wat rest is een vermoeide en gepolariseerde samenleving van winnaars en verliezers. Een samenleving die blind surft op het meritocratische ideaal: het leven als eerlijke competitie waarbij we onze plaats op de maatschappelijke ladder verdienen. Een visie die ervan uitgaat dat iedereen dezelfde kansen heeft, waarin toeval en willekeur geen rol meer spelen. Pech en geluk worden uitgeschakeld, alleen jijzelf beslist over succes of falen. Absolute individuele verantwoordelijkheid is de norm. Gaat het goed? Proficiat! Gaat het slecht? Eigen schuld. Want diegenen die uit de boot vallen hebben dat helemaal aan zichzelf te danken.
In een wereld waarin waarde en succes slechts in termen van inkomsten, winst en efficiëntie worden uitgedrukt, botsen we voortdurend op problemen en uitwassen. We horen voortdurend dat we alles kunnen bereiken, zolang we er genoeg inspanningen voor willen leveren. En velen geloven ook oprecht in die vanzelfsprekende correlatie tussen hard werken en veel geld verdienen. Maar wat te denken van de groeiende groep working poor: hardwerkende Vlamingen die elke dag keihard werken, geen belastingen kunnen ontwijken en het hun leven lang met een erg bescheiden loon moeten zien te rooien? Zij klagen niet en koesteren enkel realistische dromen. Toch is het deze groep die het hardst getroffen wordt door besparingen. Het zijn mensen die zich noodgedwongen moeten neerleggen bij hun absurde situatie.
Denk maar aan de jonge rekkenvuller bij Albert Heijn die de CEO van het bedrijf op de aandeelhoudersvergadering vertelde dat hij maar een half loon kreeg voor heel werk. Hij stelde daarbij de verhoudingen nog eens scherp: zelf moet hij 299 jaar werken om 1 jaarwedde van zijn baas bij elkaar te kunnen ‘verdienen’. Het is een goed voorbeeld van datgene waartoe dit systeem leidt: welvaart wordt geconcentreerd in de handen van een kleine groep en wordt weggenomen van de grote meerderheid. We leven in een wereld, in een land en in een regio waarin rust, vrije tijd, autonomie en bijgevolg echte vrijheid weggelegd zijn voor enkelingen.
Dodelijke efficiëntie
Dat er iets fundamenteels moet veranderen, bewijzen de duizenden Vlamingen die sukkelen met depressie. En zeker ook die twee die dagelijks effectief uit het leven stappen. Kijk ook naar de vele burn-outs bij jonge mensen en de hevige discussies over de balans tussen arbeid en gezin. Hebben de alarmerende cijfers misschien te maken met de Vlaamse drang naar meetbare en kwantificeerbare ‘efficiëntie’? De rekenkundige boekhoudmodellen waarin we met alle macht onze dienstverlening proberen te proppen zijn alomtegenwoordig. Denk aan de krankzinnige timing die onze postbodes voor elke taak opgelegd krijgen (tot en met ‘naar het werk stappen’) of De Lijn die vanuit winstprincipes onze basismobiliteit onderuithaalt (en chauffeurs nauwelijks de tijd geeft om naar het toilet te gaan), het optrekken van het aantal kinderen per kinderopvangbegeleider (ondertussen 1 op 8), de chronoschoonmaak in zorgcentra, enzovoort.
De koers die het nieuwe Vlaanderen volgt, benadrukt het expliciet: het wantrouwen in onze maatschappij groeit. De strenge regels en hoge mate van controle die een soeverein Vlaanderen voor ogen heeft, zijn er niet alleen een veruitwendiging van, ze voeden ook de argwaan. Met een streng controlerende overheid verliezen essentiële begrippen als verantwoordelijkheid en gezond verstand steeds meer hun bestaansrecht. Maatschappelijke vraagstukken worden herleid tot boekhoudkundige problemen waarbij een loodzware, dure en strenge overheidsstructuur de cijfers bewaakt en afwijkingen moet opsporen. Het zal ongetwijfeld een heleboel nieuwe statistieken opleveren, maar het slankt Vlaanderen vooral met een dodelijke efficiëntie af tot een intolerante, wantrouwige en koude plek.
Taal en essentie
Die intolerantie en dat wantrouwen zit ook in de manier waarop we communiceren. Het taalgebruik in Vlaanderen wordt steeds harder en ruwer. Agressieve uitlatingen zijn eerder regel dan uitzondering. De woordenschat van heel wat politici beperkt zich tot militair jargon en het aantal kwetsende opmerkingen stijgt zienderogen. Het is het soort communicatie dat tekenend is voor een discours dat zich al een tijdje ongestoord in de media weet te nestelen zonder dat men er nog van opkijkt. Die onverschilligheid is zorgwekkend omdat niet alleen de uitlatingen steeds gemener worden, maar ook steeds meer mensen zich ervan bedienen. Elk afwijkend geluid wordt weggehoond en iedere alternatieve stem wordt vakkundig aan een geconstrueerd vijandsbeeld gekoppeld. Het volk lijkt ook alsmaar gretiger in te pikken op het discours van zijn politici. Lezersbrieven en vooral internetcommentaren - geformuleerd in de relatieve onzichtbaarheid van het eigen kleine kamertje en het grote gelijk - liegen er niet om. Terwijl we onze schouders ophalen bij die vijandige sfeer, wordt een klimaat geschapen waarin de taal vooral moet dienen om te kwetsen of een zondebok aan te duiden. En dat terwijl de echte problemen waar mensen mee te kampen hebben geen ruimte krijgen om verwoord te worden. Alsof er geen taal is voor de essentie.
Wij tegen zij
Samen met en mede door dat vervuilde taalgebruik heeft zich een kader geïnstalleerd waar we haast niet meer buiten kunnen. Ons beeld van het politieke bestel, van onze samenleving wordt daardoor steeds meer een zwart-witfoto. Want dat is wat een hard discours vooral doet: reduceren. Elke grijze zone, elke nuance verdwijnt. Wat overblijft zijn goeden en slechten, wij tegen zij. Wat rest is strategie, geen overtuiging. Door kritische stemmen de mond te snoeren en afwijkende meningen af te blokken, herleidt men complexe materie tot simplistische, dwingende keuzes die elke aanzet tot een inhoudelijke en ideologische discussie in de kiem smoren. Belangrijke thema’s waarbij iedereen baat heeft zoals armoedebestrijding, onderwijs, ruimtelijke ordening, mobiliteit, werk of kinderopvang verdienen beter.
Het zijn stuk voor stuk thema’s die aangepakt moeten worden, die het onderwerp van debat zouden moeten zijn, maar die het door hun complexiteit afleggen tegen een polariserend en dreigend taalgebruik. Het resultaat is een onrustige samenleving waarin iedereen op zichzelf terugplooit. Vanuit een defensieve, radicale houding stellen we ons in Vlaanderen steeds verongelijkt op en zijn we vanuit onze beschutte burcht steeds minder bereid een gezamenlijk verhaal te schrijven. We voelen ons permanent tekortgedaan en misnoegd. We wanen ons buitengesloten van een samenleving die enkel voor anderen kiest, nooit voor ons. We krijgen voortdurend te horen dat we niets terugkrijgen voor de belastingen die we betalen. Kortom, ons vertrouwen in een solidair systeem is zoek.
Solidariteit
Het is een sombere kijk die niet alleen te wijten is aan polariserend taalgebruik en de denkbeelden die daarmee samenhangen, maar ze is ook het directe gevolg van een toenemende financiële druk. We voelen allemaal dat het leven (veel te) duur wordt. En dat is inderdaad frustrerend. Dat ongenoegen neemt alleen maar toe wanneer we ervan uitgaan dat we voor diensten als onderwijs of zorg de volle pot betalen. Maar we verkijken ons op die microsolidariteit. De som die we betalen is maar een fractie van de werkelijke kostprijs. Wat we zelf betalen, weegt intussen zo zwaar door op het gezinsbudget dat we het volledige plaatje niet meer zien: de echte prijs wordt via een herverdeling van de loonlasten en belastingen bijgepast. Dat is maar goed ook, want weinigen hebben het geluk om zo veel geld te verdienen dat ze alles uit hun eigen zak kunnen betalen. Of kunnen en willen we de echte prijs ophoesten van één kinderopvangplaats (11.000 euro per jaar)? De onkosten voor één kind in de lagere school (15.000 euro per jaar)? Eén student (50.000 euro per jaar)? Eén enkele bevalling (5.000 euro)? Dat hoeft gelukkig niet, want we betalen met zijn allen een klein stukje van die reusachtige bedragen via onze belastingen om. In de dagelijkse uitgaven worden we dan geconfronteerd met slechts een forfait van de werkelijke kost.
Die kleine bijdrage is een keuze die nauwelijks gemotiveerd of uitgelegd wordt. Al te vaak wordt ze op een simplistische manier vertaald als de echte kost die moet dienen om het systeem draaiende te houden. Over de echte solidariteit erachter blijft het meestal stil. En omdat men vindt ‘dat gratis niet bestaat’, wordt dat forfait systematisch en drastisch verhoogd. Die aanpak onthult een vreemde tegenstrijdigheid in het systeem. Zo vertaalt de winst van een dienst als performant en gratis openbaar vervoer - d.w.z. bekostigd via herverdeling - zich in minder verkeersdruk, minder verkeersdoden, minder stress en een betere arbeidsparticipatie. Maar door de prijzen van een busrit te verhogen, installeer je een drempel en gaan mensen twee keer nadenken. Daarnaast wordt ook nog eens de basismobiliteit in vraag getrokken: waarom rijdt er op die lijn een bus als er haast niemand gebruik van maakt? Het hele systeem van betaalbare en betrouwbare mobiliteit wordt op die manier uitgehold. Wat als vaste grond moest dienen, wordt verkruimeld in losse zandkorrels die een dure en loodzware administratie liefst een voor een telt en controleert. Maar nagaan waarom een bepaalde lijn niet populair is, dat is geen optie. Laat staan dat men ze aantrekkelijker probeert te maken. En mensen aanmoedigen om het openbaar vervoer te gebruiken, is al helemaal ondenkbaar.
Spreidstand
We hebben nog maar weinig oog voor de talloze vruchten die we plukken van een solidair systeem. Omdat we ons blindstaren op de directe kosten, zien we niet dat het systeem ons allemaal ondersteunt en ons welzijnsniveau op peil houdt. De stijgende financiële druk vertroebelt steeds meer het besef dat we samen meer hebben dan alleen. Ze leidt tot een paradox: hoe kunnen we tegelijk hartstochtelijke fans van de vrije markt zijn én verwachten dat vadertje staat de rekeningen betaalt? Als we goed luisteren klinkt de roep om meer overheid immers enorm luid. Sla de krant er maar op na: we willen meer geld voor kinderopvang, onze schoolgebouwen hebben een opknapbeurt nodig, we krijgen de ziekenhuisinfrastructuur ternauwernood gefinancierd, de justitiepaleizen staan te verkrotten, er moeten meer fietspaden komen, een op de vijf studenten redt het niet zonder financiële hulp. De hele tijd gaat het om geld dat we vandaag niet uitgeven.
Die spreidstand is te begrijpen als je ziet hoezeer het grotere plaatje ondergesneeuwd is geraakt door een overvloed aan informatie. Tendensen of breuklijnen die de waan van de dag overstijgen komen nog zelden aan bod. Ondertussen hebben vrijemarktwerking en competitie ons zozeer in hun greep dat we zijn gaan denken dat het de meest natuurlijke, de meest efficiënte en de meest geschikte orde is om welvaart te creëren en te behouden. Verdoofd door een zielloze cijferpolitiek en afgeleid door onrust en controledrang komen we niet meer tot de kern.
Visieloos Vlaanderen
Vlaanderen lijkt vandaag enkel nog bezig met het managen van problemen. Voor alles en iedereen bestaat een standaardprocedure. Biedt die geen afdoende oplossing? Dan heb je pech. Zieken moeten niet klagen, ze worden toch verzorgd? En heb je kinderopvang, dan moet je niet zeuren over de kwaliteit. ‘Efficiënt omgaan met de schaarse middelen’, heet dat dan. Het klinkt mooi, maar het wordt stilaan een manier om onze dienstverlening en samenleving uit te hollen.
Wat te denken van de invoering van flexi-jobs, bijvoorbeeld? Arbeid aantrekkelijker maken is één ding, maar de vraag is hoe je dat doet zonder roofbouw te plegen op ons algemeen welzijns- en ontwikkelingsniveau. En die vraag wordt in Vlaanderen nog maar weinig gesteld. Want wat levert zo’n flexi-job ons op? De nettowinst voor de werkgever die geen sociale bijdragen meer moet betalen, is zo beperkt dat ze eigenlijk niet meer is dan een zoethoudertje. Maar in ruil voor dat kleine beetje extra, installeert men minderwaardige jobs en laat men volwaardige arbeid varen. De filosofie? Gaan bijklussen wordt nu gemakkelijker. That’s it. Geen alternatief, geen duidelijke visie, geen eindpunt en vooral geen verantwoordelijkheid vanuit de overheid. Of toch: op die manier kan men een simplistisch en gemakkelijk excuus de wereld inroepen. Want mensen hebben vanaf nu niet langer te klagen: wie geld te kort komt, die gaat toch gewoon even bijklussen! Het is niets minder dan een manier om ‘trek uw plan’ te zeggen en mensen buiten het systeem te denken.
De flexi-job. Het klinkt mooi, maar het is geen duurzame maatregel. Dat is niet anders bij de besparing in de kinderopvang. Daar werd alleen de prijs voor de laagste inkomens opgetrokken. Als we die maatregel zouden verdedigen vanuit een besparingslogica, is de coherentie ver zoek. Naast het feit dat de meest kwetsbaren moeten opdraaien om de rest te ontzien, levert die fameuze besparing natuurlijk maar een habbekrats op, peanuts in verhouding tot het totale kostenplaatje voor kinderopvang. De dooddoener is steeds dat er hard bespaard moet worden voor de toekomst van onze kinderen. De vraag is: zo hard dat zelfs kinderopvang voor de allerlaagste inkomens onbetaalbaar is? Als Vlaanderen inzet op ‘efficiëntiewinsten’, dan is deze maatregel slechts een slag in het water.
En de besparingen in het hoger onderwijs, zit daar dan geen visie achter? Armere studenten krijgen toch nog een beurs? Inderdaad. De minister wil onder de noemer van ‘sociale correcties’ het systeem van studietoelagen verder uitbreiden. In de praktijk verandert dat echter nauwelijks iets. De cijfers leren ons dat de uitbreiding die de minister wil slechts voor een schamele 0,7 procent van het totale aantal studenten een verbetering inhoudt. Ondertussen zit meer dan 75 procent van de studenten in de hoek waar de klappen vallen.
Dat hoger onderwijs niet bovenaan de Vlaamse agenda staat, is een raadsel. Was het geen Vlaamse doelstelling om tegen 2020 te behoren tot de top 5 van kennisregio’s? Als zelfs dat plan op de lange baan geschoven wordt, ten voordele van winst en efficiëntie op heel korte termijn, is het wel duidelijk dat men geen economisch duurzame toekomstvisie nastreeft. Door alle investeringen op te schorten, ontneemt men niet alleen de volgende generaties heel wat kansen, vanuit economisch standpunt fnuiken zulke beslissingen ook elke groei. Corrigeren kost de maatschappij immers altijd meer dan preventief investeren. Dat geldt trouwens ook voor armoedebestrijding, dat andere beleidsdomein dat telkens hoog op de Vlaamse agenda prijkt.
Menselijke economie
Telkens weer kijken we niet verder dan onze neus lang is en verliezen we onszelf in bijkomstigheden. We nemen voortdurend onszelf als norm en laten ons leiden door economische kortetermijnargumenten.
Het is tijd om wakker te worden en nieuwe opties op tafel te leggen. We moeten met open vizier en een brede kijk inzetten op een duurzame investeringen in onze samenleving. Dat betekent voluit voor mensen kiezen. En ja, dat mag iets kosten. Het levert tenminste iets op: tastbare vooruitgang, zoals degelijke schoolgebouwen, meer leerkrachten, betere kinderopvang, veilige wegen, proper drinkwater, uitnodigend openbaar domein, efficiënte politie, toegankelijke ziekenzorg, enzovoort.
Vlaanderen moet in staat zijn een nieuwe realiteit te vormen en los te komen van het technocratische probleemmanagement. Op naar een beleid dat afziet van het allesverpletterende verdienmodel, naar een nieuwe, frisse kijk die de bevolking er niet langer van tracht te overtuigen dat onze samenleving synoniem is voor de economie, de groei en de winst van enkelen. Het wordt tijd dat een term als ‘groei’ ook écht iets betekent. Voor ons allemaal. Dat we met z’n allen voélen dat we vooruitgaan. Dat we opnieuw échte keuzes maken die niet alleen ingegeven worden door economische doctrines, maar die in de eerste plaats oog hebben voor mensen en hun bekommernissen. Dat we onszelf niet langer alleen de vraag stellen hoe onze toekomst er uit gaat zien, maar vooral: hoe willen we dat die er uitziet?